Robert Burns: zijn bekendste gedichten
Beroemde werken zijn onder meer Auld Lang Syne, Tam O'Shanter en Address to a Haggis
- Wie was Robert Burns?
- Robert Burns: zijn bekendste gedichten
- Beste Schotse whisky's om Burns Night te vieren

Robert Burns (ook bekend als Robbie Burns, ook bekend als Rabbie Burns, ook bekend als Schotland's favoriete zoon) was een Schotse schrijver en tekstschrijver.
Veruit de bekendste Burns-compositie is het traditionele oudejaarslied Auld Lang Syne . Andere beroemde werken zijn het epische gedicht Tam O'Shanter en de romanticus Een rode, rode roos .
Hier bekijken we de bekendste gedichten van Robert Burns.
Adres aan een Haggis, 1786
Fair fa' je eerlijke, zoonsgezicht, Grote leider van de puddingrace! Laat ze uw plaats innemen, Painch, pens, of thairm: Weel bent u langdradig o'a genade Als lang is mijn arm.
De kreunende sleuvengraver daar vult u, Uw horden als een verre heuvel, Uw speldenprop helpt een molen te herstellen In de tijd die u nodig heeft, Terwijl door uw poriën de dauw destilleert Als een amberkleurige kraal.
Zijn mes zie rustieke Arbeidsdight, en sneed je in stukken met een vlotte goochelarij, Je gutsende ingewanden helder doorgraven, Als elke sloot; En dan, o wat een heerlijk gezicht, Warm-riekend, rijk!
Dan, hoorn voor hoorn, strekken ze zich uit en streven: Deil tak de achterste! op ze rijden, tot een' hun weel-swall'd kytes geloven zijn gebogen als trommels; Dan zou Guidman, maist graag willen drijven, Bethankit! zoemt.
Is daar die zijn Franse ragout Of olio die een zeug stalt, Of een fricassee die haar doet spuwen Wi' perfecte spotter, Neerkijkt met spottend, minachtend uitzicht Op sic een diner?
Arme duivel! zie hoe hij zijn afval bezit, zo slordig als verdorde uitslag, zijn spindelschacht, een geleide zweepslag; Zijn nieve een nit; Thro' bloedige vloed of veld te stormen, o hoe ongeschikt!
Maar let op de rustieke, haggis-gevoed, de trillende aarde weergalmt zijn tred. Klap in zijn walie nieve een mes, Hij zal het laten fluiten; Een 'benen en' armen, een' hoofd zal snuiven, Als tikken op thrissle.
Gij Pow'rs, die de mensheid tot uw zorg maken, En hen hun rekening uitdelen, Auld Schotland wil geen skinking-waren Dat jaups in luggies; Maar, als u haar een dankbaar gebed wenst, geef haar dan een haggis!
Mijn hart ligt in de hooglanden, 1789
Vaarwel aan de Hooglanden, vaarwel aan het noorden, de geboorteplaats van Moed, het land van Worth; Waar ik ook dwaal, waar ik ook zwerf, de heuvels van de Hooglanden voor altijd waar ik van hou.
Mijn hart is in de Hooglanden, mijn hart is niet hier; Mijn hart ligt in de Hooglanden, achter de herten aan; Ik achtervolg de wilde herten en volg de reeën, Mijn hart is in de Hooglanden waar ik ook ga.
Afscheid van de bergen hoog bedekt met sneeuw; Afscheid van de straten en groene valleien beneden; Afscheid van de bossen en wildhangende bossen; Afscheid van de stromen en luid stromende overstromingen.
Mijn hart is in de Hooglanden, mijn hart is niet hier; Mijn hart ligt in de Hooglanden, achter de herten aan; Ik achtervolg de wilde herten en volg de reeën, Mijn hart is in de Hooglanden waar ik ook ga.
Een rode, rode roos, 1794
O mijn Luve is als een rode, rode roos, Dat is pas in juni ontsprongen: O mijn Luve is als de melodie, Dat is zoet gespeeld in harmonie.
Zo mooi zijt gij, mijn magere meid, Zo diep in liefde ben ik; En ik zal nog steeds van je houden, mijn liefste, tot de zeeën droog zijn.
Totdat de zeeën droog zijn, mijn liefste, En de rotsen smelten met de zon; En ik zal nog steeds van je houden, mijn liefste, Terwijl het zand van het leven zal lopen.
En tot ziens, mijn enige Luve! En tot ziens, nog even! En ik zal terugkomen, mijn Liefje, Tho' 'twere tienduizend mijl!
Naar een muis, die haar met de ploeg in haar nest opdraait, 1785'
Wee, slimit, cow'rin, tim'rous beastie, O, wat een paniek is er in je borst! Je moet haastig beginnen, met gekibbel! Ik zou het zeggen om u te achtervolgen, met moordend gebabbel!
Het spijt me echt de heerschappij van de mens, Heeft de sociale eenheid van de natuur verbroken, En rechtvaardigt die slechte mening, Die je doet schrikken.
Ik betwijfel het, maar je kunt dieven; Wat dan? arm beest, jij leeft! Een daimen icker in een thrave 'S a sma'-verzoek; Ik zal een zegen krijgen met de lava, en mis het nooit!
Je kleine huis ook, in puin! Het is dwaas dat de overwinningen groot zijn! Een 'naething', nu, naar een nieuwe wind, O' foggage green! Een gure decemberwind volgt, Baith snell en scherp!
Gij zag de velden blootgelegd en woestenij, een vermoeide winter snel komen, een cozie hier, onder de ontploffing, Je dacht te wonen-tot crash! het wrede kouter voorbij Uit je cel.
Dat kleine hoopje bladeren en kruimels, Heeft je een vermoeid knabbeltje gekost! Nu ben je vertrokken, voor je moeite, Maar huis of hald, Om de ijzige dribbel van de winter te doorbreken, An' cranreuch cauld!
Maar, Mousie, je bent niet je weg, In het bewijzen van vooruitziendheid kan ijdel zijn; De best uitgedachte plannen van muizen en mannen bende achter agley, An'lea'e ons niets dan verdriet en pijn, Voor beloofde vreugde!
Toch ben je gezegend, vergeleken met mij. Het heden raakt je alleen: Maar, och! Ik wierp mijn e'e achteruit. Op vooruitzichten somber! Een voorwaartse, tho' ik kan niet zien, ik denk dat een 'angst!
Auld Lang Syne, 1788
Moet een oude kennis worden vergeten, en nooit in gedachten worden gehouden? Mocht een oude kennis vergeten worden, En auld lang syne!
Voor auld lang syne, mijn jo, Voor auld lang syne, We nemen nog een kopje vriendelijkheid, Voor auld lang syne.
En je zult zeker je pintstowp zijn! En ik zal zeker de mijne zijn! En we nemen nog een kopje vriendelijkheid, voor auld lang syne.
We renden over de beugels, en gaven de gowan fijn; Maar we hebben moe en moe rondgelopen, Sin' auld lang syne.
We hebben twee keer betaald in de brand, Frae ochtendzon tot diner; Maar zeeën tussen ons vlechten hae gebrul Sin' auld lang syne.
En er is een hand, mijn trouwe vuur! En gie is een handje van jou! En we nemen een goede gude-willie-waught, For auld lang syne.
Voor auld lang syne, mijn jo, Voor auld lang syne, We nemen nog een kopje vriendelijkheid, Voor auld lang syne.
Had ik een grot, 1793
Had ik een grot op een wilde verre kust, Waar de wind huilt om het onstuimige gebrul van de golf: Daar zou ik mijn ellende wenen, Daar mijn verloren rust zoeken, Tot verdriet mijn ogen zouden sluiten, Nooit meer wakker worden!
Valse vrouw, kunt u niet verklaren dat al uw dierbare, beloofde geloften vluchtig zijn! Aan uw nieuwe minnaar hie, lach om uw meineed; Probeer dan in uw boezem Wat een vrede is daar!
De winter van het leven, 1794
Maar de laatste tijd gezien in blij groen, De bossen verheugden zich over de dag, Thro' zachte regens, de lachende bloemen In dubbele trots waren vrolijk: Maar nu zijn onze vreugden gevlucht Op de winter ontploffing awa; Maar meid May, in een rijke reeks, zal ze opnieuw een' brengen.
Maar mijn witte pow, nee vriendelijk, Zullen de slakken van Age smelten; Mijn kofferbak van eild, maar buss of beild, Zinkt in de winterse woede van de Tijd. Oh, Leeftijd heeft vermoeide dagen, En nachten van slapeloze pijn: Jij gouden tijd, o Youthfu' prime, Waarom kom je niet weer!